Dennis van Vugt
2019 - week 13

Ruimte voor het toetje

Vanaf het moment dat James Gandolfini in de rol schoot van Tony Soprano wilde ik heel veel eten. Romige sfogliatelle, schalen vol baccala en borden gevuld met pasta fazool en gabagool. Maar ik had vooral honger naar meer verhalenseries

The Sopranos wekte een appetite op, een onophoudelijke honger naar meer. Meer verhalen, meer karakters, meer inkijkjes, meer verbazing, meer genot, meer drama. Meer woorden, meer uitdrukkingen, meer geweld, meer tranen. Meer zien-waar-ik-voorheen-alleen-over-kon-lezen.

Maar het was net als in mijn puberteit, op het moment dat ik barstte van de honger was het avondeten nog lang niet klaar. Sterker, er was dan vaak nog niet aan begonnen. Ik moest geduld hebben. Met een ronkende maag en groeiende ontevredenheid wachten totdat mijn bord op tafel kwam. Totdat er nieuwe series kwamen. Nieuwe avonturen waarin ik mij kon verliezen.

Nou, ik heb het geweten. Ik heb gegeten. Ik bleef maar bestellen. Heb alle smaken geproefd, alle gerechten verorberd, alle nieuwe chefs geprobeerd, alle menukaarten leeggeroofd. Totdat ik een aantal jaar later voor het eerst echt eens van mijn bord opkeek.

Alle dvd-boxen had ik allang verkocht, mijn televisieabonnement al jaren geleden opgezegd en inmiddels was ik abonnee van vijf gigantische contentleveranciers. Ik heb de hele ontwikkeling naar on demand meegemaakt en doorleefd. En ik eiste nogal wat. Ik heb geschreeuwd om meer vrijheid, gesmeekt om meer keuzes, was niet geïnteresseerd in een gesprek met mijn leveranciers, zolang je maar wat nieuws voor mij had. Op mijn tempo, naar mijn gerief.

En iedereen leverde uiteindelijk. Het contact met mijn suppliers werd vluchtiger en vluchtiger. Waar ik vroeger nog een tv-gids las van mijn favoriete fixer, een voorkeurspositie ontwikkelde omdat ik mij er zo lekker thuisvoelde, was het contact nu gezakt naar het absoluut minimale. Terwijl het aanbod dat ik ontving nog nooit zo persoonlijk was, of laat ik zeggen: zó was afgestemd op mijn persoonlijke interesses en behoeftes.

Uiteindelijk raakte ik verzadigd. Ik zat wel zo’n beetje vol. Ik keek van mijn bord en het restaurant was leeg. Het droeg vreemd genoeg wel mijn naam toen ik de menukaart zag. Maar ik kon bij niemand iets bestellen. Er was geen ober die mij iets kon aanraden. De menukaart stond overigens niet op een enkel blaadje, maar kwam in de omvang van de volledige gebonden Tolkien-verzameling op een karretje aanrijden.

Toen ik een van die boeken opensloeg, kon ik er geen wijs meer uit: er stonden wel 130 gerechten onder het kopje ’Omdat je vorig jaar Sint Jacobsmosselen at’, en wel 30 varianten van ‘All-you-can-eat zachtgegaarde short ribs’. Achter ieder gerecht stonden sterretjes, wat andere mensen ervan vonden. Maar ik kon het niemand vragen. In de keuken stonden machines onstilbaar nieuwe creaties te bereiden. Het zag er allemaal geweldig uit, ook al leken heel veel gerechten op elkaar.

Ik ben maar opgestaan en stilletjes weggegaan. Op zoek naar een tentje waar ze mijn naam niet kennen, waar ze niet weten wat ik lekker vind, waar eten wordt bereid dat mij verrast, waar een praatje met mij wordt gemaakt, waar ze mij op iets nieuws kunnen wijzen, en waar ze tegen mij zeggen ‘dat ik nog wat ruimte moet over houden voor het toetje’.

Dennis van Vugt
Partner & Creative Director Born05