NVJ noemt mediabrief van minister Slob ‘vertraagde gifpil’
De brief van minister Slob lijkt het belang van een sterke publieke omroep te onderschrijven, maar zorgt in de huidige vorm vanaf 2021 voor een nieuwe keiharde bezuinigingsronde bij de publieke omroep die de programma’s rechtstreeks zal gaan raken. Dat meldt de NVJ.
‘Daarmee zijn de voorstellen in de optiek van de NVJ een vertraagde gifpil voor de publieke omroep. Er lijkt overheidsgeld bij te komen, maar in de praktijk verliest de omroep op termijn opnieuw tientallen miljoenen. Terwijl het belang van een sterke onafhankelijke journalistiek en een sterke publieke omroep nota bene in het regeerakkoord nog werd verankerd, is het onbedoelde effect van de nu voorgestelde maatregelen een ernstige verzwakking van de publieke omroep.
Het feit dat het kabinet de bereidheid uitspreekt om structureel 40 miljoen extra rijksbijdrage te willen investeren in de omroep om daarmee de omroep minder afhankelijk te maken van de fluctuatie in de Ster-inkomsten is op zichzelf positief. Ook het voornemen om via een wettelijke maatregel van (digitale) distributeurs een verplichte bijdrage te vragen voor de doorgifte van het kwaliteitsaanbod van de publieke omroep, is geen slecht voornemen.
Het gaat echter mis in de uitwerking in de brief, aldus de NVJ. Daarbij wordt immers de Publieke Omroep een beperking opgelegd om nog reclames uit te zenden, die vele malen grotere consequenties heeft dan de door de overheid hiervoor geboden compensatie. In een brief aan de minister schat de Ster het negatieve effect van de advertentiebeperking op zo’n 80 tot 90 miljoen op jaarbasis, waar het kabinet slechts 25 miljoen van compenseert.
Bovendien komt een groot deel van deze gemiste reclame-inkomsten vooral ten goede aan buitenlandse bedrijven, die niet inzetten op een waardevol nieuwsaanbod voor het Nederlandse publiek.
Daarnaast blijft de door het kabinet gesuggereerde tweede compensatie-mogelijkheid voor de omroepen, het voornemen voor een vaste heffing bij de distributie-partijen nog geheel vrijblijvend in de plannen, waardoor de publieke omroep rekening moet houden met een teruggang in budget van opgeteld een kleine 60 miljoen. Het mag duidelijk zijn dat dit soort bezuinigingsbedragen, na de verschillende eerdere bezuinigingsoperaties van de afgelopen jaren ter grootte van tenminste 250 miljoen, rechtstreeks de programmering gaan raken. En dat alles terwijl de Nederlandse publieke omroep al een van de goedkoopste van Europa is met een geweldig bereik en aanbod en onze economie draait als een tierelier.
Graag gaat de NVJ namens de makers én in het belang van het publiek en de belastingbetalers met de minister in gesprek om de financiële implicaties van deze plannen te bespreken en alternatieven voor te leggen, die ervoor zorgen dat het publiek kan blijven rekenen op een goed programma-aanbod, dat zich op digitale kanalen kan ontwikkelen zonder dat dit veel extra belastinggeld hoeft te kosten. Zo zou het in de brief genoemde reclamescenario 1 (alleen schrappen advertenties rondom kinderprogrammering) gecombineerd met een wettelijk uitgewerkt voorstel rondom een verplichte heffing aan de zijde van de (digitale) distributeurs, voor een vele malen beter perspectief kunnen zorgen.
Ook op andere onderdelen is het nu gepresenteerde plan helaas teleurstellend; de NVJ heeft keer op keer benadrukt dat met name de makers de wrange vruchten plukken van de onzekerheid over de programma-budgetten, die nu voor een belangrijk deel niet bij de werkgevers van die makers liggen. Dat resulteert in enorme hoeveelheden tijdelijke contracten voor makers, bij veel omroepen ruim 40% van hun totale aantal werknemers.
De plannen om buitenproducenten meer ruimte te geven resulteren in eenzelfde ongelukkige uitkomst; doordat er geen enkele voorwaarde wordt gesteld aan deze buitenproducenten, legaliseert de minister de ronduit slechte betaling voor de gewone makers die bij buitenproducenten gangbaar zijn. Een wettelijk verankerde fair practice code, die zowel bij de inhuur van freelancers als bij uitbesteding aan buitenproducenten zou moeten gelden, kan ervoor zorgen dat publiek geld op een publiek verantwoorde wijze wordt besteed.
Uiteraard juicht de NVJ toe dat de minister in zijn brief het belang van journalistieke programmering onderstreept en daarbij een betere (inspraak)positie van de makers bepleit. Maar gecombineerd met de hiervoor genoemde effecten op de programmering en verdeling van budgetten blijft het wat ons betreft bij mooie woorden en zijn de effecten juist dat een belangrijk deel van de journalistieke programmering op de tocht komt te staan.
Hetzelfde geldt voor de aandacht, die de minister vraagt voor de nijpende positie van de regionale en lokale journalistiek. We zijn blij hiermee, de regionale en lokale omroepen verdienen een betere positie, zowel qua zichtbaarheid als qua budget. Maar ook hier blijven de concrete maatregelen om die positie te versterken beperkt tot een eenmalig bedrag van 15 miljoen. Daar kun je geen solide toekomst op bouwen.’
Bron: NVJ/BM