Article header image
Article header image

Nog steeds storing bij NLZIET

De oorzaak is een defect onderdeel in het netwerk van Red Bee Media in Hilversum. Het vervangen van het onderdeel zou volgens NLZIET de signalen van andere tv-aanbieders verstoren en daarmee een risico op meer verstoringen geven. Er wordt daarom gewacht op een moment dat het onderdeel wel vervangen kan worden.

Klanten van NLZIET kunnen normaal gesproken de uitzendingen van de Nederlandse Publieke Omroep, Talpa TV, RTL Nederland en de regionale publieke omroepen live meekijken. Terugkijken on-demand is ondanks de storing wel mogelijk. De storing begon woensdag even na 11 uur ’s ochtends.

Bron: AD/BM

Bericht delen
Article header image
Article header image

Regionale omroep sluit aan bij NLO Streaming Audio Standaard

De deelname aan de NLO Streaming Audio Standaard sluit aan op de ambitie van de regionale omroepen om met hun publieke media-aanbod een groot en breed publiek te bereiken, ook online. Via het onderzoek van NLO beschikken de regionale omroepen over nog meer inzicht in het online luistergedrag naar audio op connected devices.

Jan Müller, directeur-bestuurder van de Stichting Regionale Publieke Omroep (RPO): “De regionale omroepen zetten steeds meer in op online. Ons publiek gebruikt steeds vaker web en app voor onze verhalen. Door te swipen of een audiostream te starten weten ze gelijk wat er speelt in hun directe omgeving. Uit onderzoek van onderzoeksbureau Motivaction blijkt dat de regionale omroep gemiddeld tweederde van alle 18-44 jarigen online bereikt. De NLO Streaming Auido Standaard helpt ons aan inzichten om hen nog beter te bereiken.”

Frans Kok, directeur van het Nationaal Luister Onderzoek: “De RPO heeft met haar omroepen een speciale, eigen plek in het radiolandschap. De audiostreams van de regionale omroep zijn voor ons een relevante aanvulling, want met óók de online beluistering van de regionale omroepen maken we de rapportage van de NLO Streaming Audio Standaard nog completer.”

Digitale versnelling
Deelname aan de NLO Streaming Audio Standaard is logische stap in de digitale versnelling door de regionale omroep. Müller: “Door met alle regionale omroepen deel te nemen aan NLO Streaming Audio Standaard krijgen we een scherp beeld van ons gezamenlijk online luisterpubliek. Uit de rapportage van januari 2022 blijkt bijvoorbeeld dat de regionale omroep wekelijks gemiddeld ruim 650.000 streamstarts heeft en dat de gemiddelde afspeelduur van deze sessie 100 minuten is.”

In Nederland zijn er dertien regionale omroepen. Zij brengen onderscheidende regionale journalistiek, zien wat er in de regionale samenleving gebeurt en dragen bij aan een sterkere verbondenheid in de regio.

Bron: RPO/BM

Bericht delen
Article header image
Article header image

Nauwelijks beloningsverschil tussen mannen en vrouwen in journalistieke functies publieke omroep

Bij alle omroepmedewerkers bedraagt het brutoloon van vrouwen gemiddeld 9 procent minder dan van mannen. Dit verschil is beduidend lager dan het landelijke percentage van 14,6 procent (EuroStat – 2019). Het verschil wordt veroorzaakt doordat mannen nog wat ruimer vertegenwoordigd zijn in hogere salarisklassen en vrouwen iets meer in lagere salarisklassen zitten.

Leeftijdscorrectie
Het precieze verschil tussen het beloningsverschil bij de omroep en het landelijk gemiddelde bedraagt 5,6 procent in het voordeel van NPO en RPO. Dit percentage zou nog lager uitkomen als je de gemiddelde leeftijd van vrouwelijke omroepmedewerkers ten opzichte van hun mannelijke collega’s meerekent.

Bij de omroep zijn vrouwen gemiddeld twee jaar jonger dan mannen, waardoor hun salarisniveau wat lager ligt. Het verschil zou dan rond de 5 procent uitkomen. In journalistieke functies (schalen F tot en met H) is na deze leeftijdscorrectie nauwelijks sprake van een beloningsverschil.

NPO en RPO zijn blij met de uitkomsten van het onderzoek, maar blijven de komende jaren aandacht besteden aan een gelijkere verdeling van mannen en vrouwen in alle salarisklassen.

Bron: NPO/BM

Bericht delen
Article header image
Article header image

Experiment Versterking lokale journalistiek verlengd

Voor de 44 lokale omroepen en de 63 journalisten die zich binnen het experiment bezighouden met lokale verslaggeving is dit goed nieuws. Zij hebben een jaar langer de tijd om aan te tonen dat door samenwerking de lokale journalistiek bij de lokale omroepen versterkt kan worden.

De pilot Journalistieke professionalisering lokale publieke mediadiensten gaat stoppen. Deze pilot waaraan 20 lokale omroepen deelnemen, loopt woensdag 1 december officieel af. Minister Slob gaf aan geen mogelijkheid te zien tot verlenging van het initiatief in afwachting van een eventuele structurele oplossing waar een nieuw kabinet mogelijk mee zal komen.

Bron: NLPO/BM

Bericht delen
Article header image
Article header image

CDA wil zichtbaarheid regionale omroep verbeteren

Tweede Kamerlid van het CDA Lucille Werner roept het kabinet op om te onderzoeken of de regionale omroepen een vaste plek kunnen krijgen, bijvoorbeeld op kanaal 10, om de vindbaarheid en zichtbaarheid te vergroten. Lucille Werner: “Regionale omroepen zijn van onschatbare waarde voor het nieuws om de hoek. Zij brengen het nieuws van de regio dichtbij haar inwoners. Onze regionale omroepen verdienen daarom een prominente plek op televisie. De regio is te zien, op tv-zender 10!”

Het CDA zet zich in voor een pluriform en sterk medialandschap waarin er voldoende ruimte is voor regionale programmering. Naast het feit dat regionale- en lokale omroepen een belangrijke rol spelen in het brengen van nieuws over sport, cultuur en actualiteiten die dichtbij mensen in de regio staan, zijn zij ook van grote waarde voor het functioneren van de lokale democratie. De omroepen zijn belangrijk voor het controleren van gemeenten en provincies.

Ook Jan Müller, bestuurder van de Stichting Regionale Publieke Omroep (RPO), onderstreept dat vindbaarheid van nieuws en informatie uit je omgeving belangrijk is voor de journalistieke functie: “Bij gebrek aan regelgeving wordt de regionale omroep nu willekeurig ingedeeld en zijn de zenders moeilijk te vinden. Als het publiek onze berichtgeving makkelijk kan vinden komt dat ten goede aan de invulling van de journalistieke opdracht. Een vast, laag nummer bij alle aanbieders zou dat oplossen.”

Bron: RPO/BM

Bericht delen
Article header image
Article header image

Eric Horvath, Directeur streekomroep DTV

In de zomervakantie kregen zij uit handen van brancheorganisatie NLPO eindelijk het felbegeerde Keurmerk Nederlandse Streekomroepen, waarmee de omroep heeft bewezen te kunnen voldoen aan de hoge maatstaven die de NLPO stelt aan professionele omroepen. Directeur Eric Horvath: “We verkopen er geen commercial meer door, maar voor je uitstraling is het goed.”

De stemming zit er nog goed in bij Horvath: “We zijn blij met ons keurmerk dat we afgelopen zomer van de NLPO gekregen hebben. Eigenlijk hebben we daar niet eens zoveel voor hoeven doen, omdat veel bij ons al op orde was. Hier en daar ontbrak nog een procedure of een reglementje, maar dat was niet veel werk. Belangrijk van zo’n keurmerk is dat je laat zien dat je de lat hoog legt. Dat is ook iets dat we goed kunnen gebruiken in ons verhaal naar gemeentes toe.

DTV heeft namelijk plannen om uit te breiden in de omgeving van ‘s-Hertogenbosch. “Ook dat we nu samenwerken met de NOS en de regionale omroep kan ons goed helpen, als we binnenkort met de gemeente Heusden en Sint-Michielsgestel om tafel gaan voor een nieuwe editie van DTV. We willen daar graag rond het einde van dit jaar daar drie professionele journalisten hebben die in die twee gemeenten dagelijks berichten gaan maken.”

Drie televisiekanalen
De streekomroep bestaat op dit moment uit drie losstaande organisaties, met een eigen Raad van Toezicht en een eigen programmaraad. Iedere lokale omroep heeft binnen deze samenwerking een eigen tv-kanaal en een apart kanaal op Twitter en Facebook. Gezamenlijk vullen ze met zijn drietjes een radiokanaal, een website, een app en een instagramkanaal.

Directeur Eric Horvath maakt namens de streekomroep ook nog deel uit van het College van Omroepen dat de NLPO adviseert bij het ontwikkelen van nieuw beleid. Horvath is zelfs voorzitter van dat CvO. “Sinds februari zijn alle zetels in het College van Omroepen bezet. Het is wellicht nog wat vroeg voor conclusies maar ik vind het een leuk team en ik mag wel zeggen dat ook de samenwerking met de NLPO goed verloopt.”

“De NLPO is er de afgelopen tijd opvallend goed in geslaagd om lokale omroepen duidelijk op het netvlies te zetten van bestuurders en politici. Er gebeurt een hoop tegelijk. Er verschijnen allerlei adviezen en rapporten en er is extra geld. Er wordt geëxperimenteerd en geprofessionaliseerd. En inmiddels is het gemeenten wel duidelijk geworden dat een goeie lokale omroep geld kost. En dat maar heel weinig lokale publieke omroepen op dit moment echt toekomstbestendig zijn”

Pilots
“Daarom is het ook een spannende tijd. Want veel geld in mijn begroting is nu tijdelijk en niet structureel. Dus ik maak me zorgen over de maand november als een deel van onze subsidie voor het professionaliseren van de omroep wegvalt. De omroep doet mee aan een pilot waarin de afgelopen tijd de (verdere) professionalisering gefinancierd is van 20 omroepen. Ons bereik is door die pilot al 40% tot 50% gegroeid en onze content is veel sterker geworden.”

“Het idee was dat de ervaringen uit deze pilot de politiek zouden helpen overtuigen extra geld beschikbaar te stellen voor lokale omroepen. Dat geld is in november op. Zoals het er nu uitziet is er dan nog geen nieuw regeerakkoord. Lastig om je verhaal niet klaar te hebben naar mensen die hier afgelopen tijd een groot verschil gemaakt hebben. Ik hoop dat minister Slob zijn erfenis goed gaat beschermen. Maar helemaal zeker ben ik daar nog niet van, want het verleden laat volgens mij ook zien dat Slob pas echt doorpakt als de kamer hem aan het werk zet.”

Appgroep
Naast de professionaliseringspilot doet DTV ook mee aan de pilot waarbij samenwerking tussen de drie omroeplagen moet zorgen voor de versterking van de lokale journalistiek. “We hebben een gemeenschappelijke appgroep waarin alle Brabantse omroepen zitten, die meedoen aan die pilot. Daarin wordt meteen overlegd als we ergens tegenaan lopen. Werkt heel prettig in de praktijk. Op dit moment werkt hier ook een hele goeie journalist mee aan de pilot met de RPO en de NOS. We hebben het echt getroffen met hem. Wij laten hier dagelijks zien dat je binnen een streekomroep nog steeds heel lokaal kan zijn.”

“Vanuit mijn optiek was deze pilot met de NOS en de RPO precies op tijd gekomen als eerst die 30 miljoen er was gekomen en alle lokale omroepen een journalistieke basisinfrastructuur hadden kunnen neerzetten. Nu zijn de verschillen tussen lokale omroepen nog zo groot en krijg je dat de ervaringen uit deze pilot soms een vertekend beeld geven. Want natuurlijk moet een betaalde professional bij de ene omroep meewerken aan iets als de agenda omdat daar niemand voor is, terwijl je bij een andere omroep – waar de basisstructuur wel op orde is – de betaalde journalist serieuze onderzoeksverhalen kan laten maken. De pilot met drie publieke lagen is een kers op de taart, maar de taart zelf ontbreekt.”

Veiligheid
Er zijn andere zaken waar Horvath zich zorgen over maakt. “Onze verwachting is dat als mensen steeds minder ‘lineaire’ televisie kijken ook de inkomsten van reclame bij ons structureel omlaag zullen gaan. Dat compenseer je niet met radio of de website. Ook bij Facebook zijn ontwikkelingen gaande die het steeds onaantrekkelijker maken om daar als omroep nog veel energie in te stoppen.”

En dan heeft de omroepdirecteur het nog niet eens gehad over de veiligheid van zijn journalisten. “De houding van de burger tegenover de journalistiek is de laatste tijd ook best zorgelijk. Dan doel ik bijvoorbeeld op de avondklokrellen in Den Bosch. We hebben toen voor het eerst in onze geschiedenis een beveiligingsbedrijf in moeten huren, die met onze verslaggever op pad ging. Veiligheid van onze journalisten is echt een issue geworden.”

Bron: BM
Foto: links Eric Horvath, Directeur streekomroep DTV, rechts Marc Visch, directeur-bestuurder NLPO

Bericht delen
Article header image
Article header image

Regionale omroepen sluiten aan bij online bereiksonderzoek NMO

Jan Müller, bestuurder van de Stichting Regionale Publieke Omroep (RPO): “De website en de app zijn steeds belangrijker voor de regionale omroep. Verhalen vinden steeds vaker online hun weg naar de nieuwsconsument. Door te klikken of te swipen weet ons publiek wat er speelt in hun dorp, stad of streek.”

Welkome aanvulling
Karin Schut, directeur van VINEX: ‘De RPO neemt met haar omroepen een speciale plek in in het medialandschap en is een welkome aanvulling op de bestaande rapportage van mediamerken in de online dataset. In de toekomst worden ook crossmediale inzichten mogelijk. De omroepen nemen via ORN ook al deel aan het kijk- en luisteronderzoek”.

Digitale transitie
Participatie in NMO DAM is logische stap in de digitale transitie van de regionale omroep. Müller: “Door met alle regionale omroepen deel te nemen aan NMO DAM krijgen we een scherp beeld van ons gezamenlijke online publiek. We kunnen dan bijvoorbeeld zien dat twintigers en dertigers willen weten wat er in hun eigen buurt speelt en dus de app van de regionale omroep checken. Voor de omroepen biedt NMO DAM volop kansen. Van Groningen tot Zeeland kan de digitale strategie met behulp van de rijke dataset van NMO DAM verder worden geoptimaliseerd.”

Regionale journalistiek
In Nederland zijn er dertien regionale omroepen. Zij brengen onderscheidende regionale journalistiek, zien wat er in de regionale samenleving gebeurt en dragen bij aan een sterkere verbondenheid in de regio. De RPO, het samenwerkings- en coördinatieorgaan voor de uitvoering van de publieke mediaopdracht op regionaal niveau, vertegenwoordigt de omroepen in NMO DAM. VINEX staat voor Verenigde Internetexploitanten en is opdrachtgever voor het online bereiksonderzoek in Nederland.

Bron: RPO/BM

Bericht delen
Article header image
Article header image

Marc Visch, Jan Müller en René van Zanten over de toekomst van lokale media

Is 2021 het Jaar van de Waarheid voor de lokale omroepsector?
MV: “Als het om journalistiek gaat, zeker. Ik zie de lokale journalistiek nog steeds verder afkalven.”
RvZ: ‘Er is op dit moment niet iets wat de lokale omroepen onmiddellijk in hun voortbestaan bedreigt. Maar je ziet nu wel een hoop gebeuren. Er is veel beweging binnen de sector en het is spannend waar dat in gaat resulteren.”
JM: “Eigenlijk is in onze sector nu ieder jaar een ‘Jaar van de Waarheid’. Of het nou om digitalisering gaat, veranderend gedrag bij consumenten, verschuivingen van adverteerdersgeld of financiering. Wij moeten vooral wendbaar blijven om op al die ontwikkelingen te kunnen blijven inspelen.”

Het woord corona is nog niet gevallen…
RvZ: “Ik wilde eigenlijk net zeggen dat er wel iets aan te vullen is op wat Jan zegt. De thermiek voor verandering en verbetering van de lokale journalistiek is op dit moment wel aanwezig. En die kan over een paar jaar weer weg zijn.”
MV: “Zeker rond de eerste lockdown zag je de belangstelling van mensen voor nieuws uit de directe omgeving toenemen. Iedereen moest binnen zitten en afstand houden. Logisch dat je dan andere wegen zoekt om te horen wat er zich om je heen afspeelt. De wereld is misschien een dorp geworden, maar het omgekeerde is ook waar. Er gaat iets mis op een markt in China en wij zitten maanden thuis.”

Heeft het trouwens geholpen dat er nu geen staatssecretaris maar een minister zich met de lokale omroepen heeft beziggehouden?
MV: “Welke minister heeft zich met lokale omroepen bezig gehouden?”

Ik zou zeggen dat minister Slob jullie problemen heel serieus heeft genomen en een positieve bijdrage heeft geleverd.
MV: “Ja, dat wel. Maar probleem met het huidige kabinet is dat we eigenlijk steeds te maken hebben gehad met twee ministers. Minister Slob mag dan verantwoordelijk zijn voor media, maar als het om financiering ging, moest dat altijd in samenspraak met minister Ollongren gebeuren. Want de lokale omroep wordt gefinancierd via het gemeentefonds en dus Binnenlandse Zaken. Dat maakt het ook af en toe best gecompliceerd.”

“Probleem met het huidige kabinet
is dat we eigenlijk steeds te maken
hebben gehad met twee ministers”

Je zegt dus eigenlijk dat een minister of staatssecretaris voor jou niet zoveel verschil heeft gemaakt…
MV: “De eerste belangrijke stappen die we rond streekomroepen en professionalisering van de sector hebben gezet, waren met staatssecretaris Sander Dekker. Dat was een staatssecretaris die zich eigenlijk buiten zijn boekje om met de lokale omroep bezighield en zich daar heel verantwoordelijk voor voelde. Slob zit er veel formeler in. Toen het over de financiering ging, zei hij: dan moet je echt bij de gemeente zijn. En dat is Binnenlandse Zaken. Ik weet nog dat Ollongren voor het eerst in aanraking kwam met ons dossier en zich hardop afvroeg: ‘Ga ik daarover? Dat is toch media? En media is toch OCW?’ Je ziet dus dat departementen onderling daar ook mee worstelen. Het zou echt veel schelen als we alles rond het omroepbestel, zowel inhoudelijk als financieel, onder één minister zouden laten vallen.”

En welke minister moet dat dan worden?
MV: “De minister van OCW ligt het meest voor de hand, want dat ministerie voert de Mediawet uit.”
JM: “Ja, ben ik het mee eens, maakt het allemaal wel overzichtelijker als we vanuit één ministerie zouden worden aangestuurd. Dat je samen doelen formuleert en ook de funding daarvoor met elkaar regelt, dat is eigenlijk een no-brainer.”

Dus daar gaan jullie ook samen voor lobbyen?
MV: “Nou ja, dit is wel ongeveer het verhaal. Maar waar we wel tegenaan gaan lopen, is dat je als onafhankelijke journalistieke organisatie geld krijgt van een organisatie die je ook moet ‘controleren’.”
RvZ: “Die afhankelijkheid van overheidsgeld is er nu eenmaal en die zal ook wel blijven. Ik vind het helemaal niet erg dat een overheid geld beschikbaar stelt voor journalistiek. Ik moet dat in het buitenland ook regelmatig uitleggen, hoe onze publieke omroep onafhankelijk kan zijn terwijl ze geld van de overheid krijgt. En dan geef ik altijd hetzelfde antwoord: omdat het kan! Kijk maar naar onze publieke omroep. Zijn er hier mensen die de onafhankelijkheid van onze publieke omroep serieus in twijfel trekken? Die denken dat we een staatsomroep hebben?”

Toch komt je eigen Stimuleringsfonds net met een advies aan het ministerie van OCW – ‘De Lokale Omroep Op Stoom’ – waarin speciale aandacht wordt gevraagd voor de manier waarop de lokale politiek lokale omroepen probeert te beïnvloeden…
RvZ: “Dat klopt en die cijfers zijn best zorgwekkend. 14% van 111 ondervraagde omroepen geeft in dat onderzoek aan wel eens onder druk te zijn gezet door gemeentebestuurders om bepaald nieuws af te zwakken. Dat zou omgerekend betekenen dat bij 35 van de circa 260 omroepen sprake is van dit soort inmenging. Maar ik denk dat dat simpel op te lossen is. Maak voor eens en voor altijd goed duidelijk dat bekostiging geen subsidie is, maar gewoon een verplicht bedrag dat je als gemeente moet betalen. Geen discussies. Punt.”
MV: “Die onafhankelijkheid is een belangrijk punt, maar nog zorgwekkend vind ik dat het geld voor lokale omroepen nu voor 80-90% uit de markt moet komen. In hoeverre kun je bij dit soort bedragen nog spreken van bekostiging of van publieke organisaties?”

“Maak voor eens en voor altijd
goed duidelijk dat bekostiging
geen subsidie is, maar gewoon
een verplicht bedrag dat je
als gemeente moet betalen”

Nu is bekostiging van een lokale omroep gebaseerd op een bedrag dat tussen 1,19 en 1,34 euro per huishouden ligt. Volgens het advies ‘Lokale Omroep Op Stoom’ zou dat naar een bedrag van twee euro per inwoner moeten. De NLPO komt samen met de VNG op een nog hoger bedrag uit. Bij de bekostiging van een regionale omroep kom je nu uit op zo’n acht euro per inwoner. De verschillen tussen al die bedragen zijn nogal fors.
MV: “Of het nu gaat om een bedrag per huishouden of per persoon, de berekeningen zijn nooit ideaal. Het maakt qua geld echt uit of je een omroep in Noord-Oost Groningen opzet of in de Randstad. Lokaal gezien moet je er gewoon vanuit gaan dat er een vast bedrag nodig is om een journalistieke basisstructuur neer te zetten.”
RvZ: “En het gaat niet alleen om geld, hè. Je kunt er wel mensen bij zetten, maar er moet lokaal ook een soort basiskennis zijn. Om een bedrijfje te runnen en om goede journalistiek te bedrijven. Wat we bijvoorbeeld nu in de praktijk tegenkomen, is dat we met iemand van het bestuur van een lokale omroep aan het praten zijn die over de journalistiek van de omroep begint. Dan denk ik: ‘Kom op! Daar ga je niet over.’ Daar begint het echt mee.”

Als straks in december die incidentele lokale gelden op zijn, kan een situatie ontstaan waarbij alle omroepen weer mensen moeten gaan ontslaan en terug naar af moeten. En dan wordt vast naar de regio gekeken voor en oplossing.
JM: “En dat vind ik ook terecht. Ik vind ook dat wij niet alleen maar onze hand op kunnen houden. Maar als we naar een meer BBC-achtig model toe willen in Nederland, dan hebben we structureel minimaal honderdvijftig extra journalisten nodig. En dat is dan om verschraling van de lokale journalistiek tegen te gaan. Daar is de politiek het overigens ook mee eens. Maar we moeten ook onszelf aankijken. Hoe gaan we alle kennis die nu in de grote pilots wordt opgedaan goed borgen? Hoe gaan we straks het effect van die tijdelijke journalisten zodanig gebruiken, dat het iets duurzaams voor de sector oplevert?”

Ik scherp toch nog even aan. Nu is er 15 miljoen euro voor lokale omroepen en 130 miljoen bij de regionale omroepen. Stel: er komt geen geld bij. Dan zou vraag kunnen zijn: hoe gaan wij als regionale omroep ervoor zorgen dat we lokale omroepen laten doen wat ze tot nu toe hebben gedaan?
MV: “Ik vind echt dat je er nu veel te simplistisch naar kijkt. Het is niet allemaal inwisselbaar en het zijn geen communicerende vaten: haal het geld maar weg bij de regio en dan is het probleem opgelost. De regionale omroepen hebben nu een specifieke en zeer nuttige taak in het omroepbestel en dat zomaar even leeg trekken qua geld lost het probleem niet op. Net zo goed dat 4,5 miljoen voor een pilot met 63 extra journalisten – vijf mensen per provincie tot aan december – ook niet alle problemen oplost. Ik ben vanaf de start geen groot voorstander geweest van veel experimenten, want ik weet: die houden een keer op. En dan? Voor iedereen is duidelijk dat het niet goed gaat met de lokale journalistiek. Het Stimuleringsfonds zegt het, de Raad voor Cultuur zegt het, de VNG zegt het, het ministerie zegt het. Dus waar wachten we op? Ga investeren!”
RvZ: “Ik ben het Marc eens dat het misschien een beetje veel is. Maar er is zoveel uit die pilots naar boven gekomen waar we echt mee verder kunnen, dat vind ik echt geweldig. Wat ik mis – en dat punt moet ik wel echt even maken – is dat we het allemaal beperken tot publieke omroepen. Want de hele lokale journalistiek is in de problemen en dat zijn echt niet alleen de lokale publieke omroepen.”
JM: “Je ziet private partijen nog regelmatig terugdeinzen voor samenwerking met publieke partijen, maar er gebeuren ook interessante dingen. Follow The Money vind ik een mooi voorbeeld. En NieuwsPlein 33, een initiatief in Amersfoort/Leusden waarbij een aantal lokale stakeholders zoals uitgever BDU en bibliotheek Eemland samen met RTV Utrecht en de lokale omroep De Stadsbron een uitzendconcessie proberen te krijgen. Dat vind ik een frisse manier van kijken, los van al het politieke gedoe eromheen.”

“Waarom kan dat geen
samenwerking zijn van
verschillende stakeholders?”

Je kunt ook zeggen dat RTV Utrecht in Amersfoort en Leusden wel heel nadrukkelijk op het terrein van de lokale omroep komt.
JM: “Dat zie ik echt anders. Heel traditioneel als je daar zo naar kijkt. Die concessie is bedoeld voor een partij die een goede nieuwsvoorziening in het gebied organiseert. Waarom kan dat geen samenwerking zijn van verschillende stakeholders?”
MV: “Ik ben voor samenwerking en nieuwe dingen uitproberen, maar wel iets minder enthousiast over dit initiatief want er zit ook geld achter. Waarom krijgt de lokale omroep daar niet gewoon genoeg geld om zijn taakstelling goed uit te voeren?”

Lokale mediatopRené van Zanten, Jan Müller en Marc Visch

De NLPO heeft steeds gehamerd op de vorming van tachtig streekomroepen. Willen jullie die professionalisering van jullie sector nog steeds op die manier bereiken?
MV: “Wij willen een lokaal toereikend media-aanbod (LTMA) en streekvorming kan daarvoor een middel zijn.”

In het advies van het Stimuleringsfonds aan de minister staat dat je professionaliseren en fuseren niet tegelijkertijd moet willen doen. Hebben jullie afscheid genomen van het plan om 240 lokale omroepen onder te brengen in tachtig streekomroepen?
MV: “Jij wil alles steeds in een mal duwen, terwijl ik dat nu juist niet wil. Ik zeg: kom met maatwerk! (…) Voor een bepaalde mate van organisatie heb je een zekere omvang, massa nodig. Hoe je dat verder invult als lokale omroep moet je zelf weten. Sommige omroepen zijn inderdaad meteen naar de notaris gegaan en hebben een fusie geregeld, andere hebben een werkstichting opgericht. En weer andere houden hun eigen merk overeind. Er zijn veel methodes om iets te bewerkstelligen. Ik zeg alleen wel: we gaan niet 380 verschillende organisaties helpen opzetten, want dat is helemaal nergens voor nodig. Dat daar enige schaalvergroting bij komt kijken, is logisch. Maar wie ben ik om dat in beton te gieten en te zeggen en zo moet het en niet anders. Dat is met alles in tegenspraak wat ik aan het propageren ben.”
RvZ: “En hoe plat het ook klinkt, aan het eind van de dag gaat het er ook nog om of mensen gewoon met elkaar kunnen opschieten. Als je elkaar niet ligt, dan moet je ook niet gaan samenwerken. Dan wordt het helemaal niks.”
MV: “Wij doen nu onderzoek naar succesfactoren bij streekvorming. We hebben het over het professionaliseren van mensen die binnen onze sector werkzaam zijn, maar het heeft ook te maken met de professionaliteit van lokale bestuurders. Als ik op bezoek ga bij wethouders in het land, vind ik het raar dat in de ene gemeente de lokale omroep valt onder de wethouder cultuur, en in een andere gemeente onder communicatie en ik bij de burgermeester langs moet. Stel je eens even voor dat het NOS Journaal niet onder het ministerie van OCW zou vallen, maar onder de Rijksvoorlichtingsdienst. Gewoon qua financiering. Zouden we dat dan niet vreemd vinden?”

Als jullie een onderwerp mogen inbrengen dat aan de formatietafel moet worden besproken, wat is dat dan?
RvZ: “Ik denk toch dat ik nog bredere samenwerking zou noemen. Zoals lokale en regionale omroepen elkaar nu vinden – al dan niet binnen regelingen – zou het geweldig zijn als daar voortaan ook private partijen bij betrokken kunnen worden. Je moet elkaar blijven opzoeken, want niemand kan het alleen.”

“Ik zie een fusie
van RPO en NLPO
nu niets bijdragen”

MV: “Ik zeg dan toch basisinfrastructuur. Allemaal leuk en aardig met samenwerking en onderzoeksjournalistiek, of al die lokale en regionale fondsen die aan het ontstaan zijn, maar zorg er in ieder geval voor dat er lokaal een goede basisstructuur is. Iedereen is het erover eens dat er geld bij moet. En misschien zitten we nog niet helemaal op één lijn als het om de hoogte van dat bedrag gaat, maar laten we in ieder geval commitment met elkaar uitspreken dat we het gaan regelen.”
JM: “Voor mij zou het aan de formatietafel moeten gaan over de vraag hoe we einde gaan maken aan de verschraling van de regionale en lokale journalistiek. En volgens mij krijg je dan vanzelf een gesprek over een journalistieke basisstructuur.”
MV: “De verschraling van de lokale journalistiek een halt toeroepen lijkt me inderdaad het belangrijkste.”

Hebben jullie nog iets voor de rondvraag?
JM: “Ik dacht dat je nog wel zou vragen of RPO en NLPO niet moeten gaan fuseren.”

Interessante vraag.
JM: “Ik verwacht dat het publiek die vraag ook wel een keer gaat stellen. Mijn antwoord zou zijn dat het een ouderwetse benadering is. Met een fusie ga je alleen maar kennis indikken en verliezen. Je moet je afvragen wat je ermee opschiet. Ik denk juist dat je zoveel mogelijk expertise in stand moet houden. Lokale expertise is weer iets anders dan regionale expertise. Je hebt dat allebei nodig. Ik zie een fusie nu niets bijdragen.”
MV: “Ik heb altijd gezegd: ik ben de eerste die naar de notaris gaat om de NLPO op te heffen als dat bijdraagt aan de versterking van onze sector en onze doelstelling om een lokaal toereikend media-aanbod te regelen. Nu denk ik dat bij een fusie de kloof met landelijke omroepen te groot zou worden. De regio is echt postillon d’amour geweest bij de verbinding van de NOS en lokale omroepen. Er valt misschien nog veel te verbeteren, maar als je inzoomt, doen we het zo slecht nog niet.”

Bron: BM/Arthur Vierboom
Foto’s: Job Sanders

Bericht delen
Article header image
Article header image

Arie Slob: “Het is zo goed gegaan dat het niemand is opgevallen”

U heeft veel aandacht aan lokale media besteed, in de afgelopen vier jaar.
“Die aandacht voor landelijke media heb ik altijd een wat eenzijdige fixatie gevonden. Mijn belangstelling voor lokale en regionale media is er altijd geweest. Er stond natuurlijk wel iets over in het regeerakkoord, maar ik heb het vooral als een persoonlijke missie van mijn ministerschap gezien om die verbindingen te maken tussen de verschillende publieke lagen: lokaal, regionaal en landelijk. Simpelweg omdat ik denk dat ze enorme toegevoegde waarde naar elkaar toe hebben.”

Statement
“In de dagelijkse praktijk zie je dat de nationale omroep de meeste aandacht krijgt en dan ook nog vaak vooral de televisie. Bij een begrotingsbehandeling in de Kamer ben ik in mijn verhaal naar aanleiding van mijn mediabrief opzettelijk begonnen met het bespreken van de lokale omroep. Dat was voor mij een statement, waarmee ik wilde laten zien hoe belangrijk ik lokale media vind. Ik heb nooit zoveel gehad met die voetbalmetafoor waarbij landelijke media Champions League zouden zijn en lokale omroepen derde klasse amateurs op zaterdag. Natuurlijk is er verschil als het gaat om professionaliteit en als je kijkt naar het geld dat erin omgaat. Maar op alle niveaus, lokaal, regionaal en landelijk, wordt journalistiek bedreven die van waarde is voor mensen. En het is op al die niveaus belangrijk dat dat op een goede manier gebeurt.”

“Stop met elkaar de
maat te nemen en ga
gewoon samenwerken”

Zoveel aandacht is de sector niet gewend.
“Ik ben er trots op als ik zie wat we met elkaar in de afgelopen tijd allemaal hebben kunnen laten zien. Ik heb niets met Calimero-uitspraken die je voorheen nog eens wel eens hoorde. Dat gedoe van ‘zij zijn groot en wij zijn klein en dat is niet eerlijk’ levert je in het dagelijks leven helemaal niets op. Stop met elkaar de maat te nemen en ga gewoon samenwerken. Laat gewoon zien wat je waard bent en ga er vol voor. Ik ben zelf minister van een kleine partij en we laten ook dagelijks zien hoe je het verschil politiek kan maken. Ik ben ook ontzettend blij dat er bij de RPO, de NLPO en de NOS ook allemaal mensen op posten gekomen zijn die zeiden: laten we gewoon aan de slag gaan! Gelukkig heb ik ook kunnen helpen door geld vrij te maken waarmee nu bijvoorbeeld 63 professionele journalisten vanuit de NOS aan de slag zijn gegaan om de lokale journalistiek te versterken.”

Meerjarig effect
“Dit zijn de kwaliteitsimpulsen die echt kunnen helpen om van die Calimero-houding af te komen. Gewoon laten zien waartoe je op aarde bent. En niet alleen aan de politiek maar ook aan je partners. Want ook de regionale omroepen en de NOS gaan nu zien welke meerwaarde je te bieden hebt. En wat de toegevoegde waarde daarvan is voor hun eigen verhalen. Dan zal, naar ik hoop, ook een meerjarig positief effect hebben.”

SlobMinister Slob in 2018 op bezoek bij RTV Noord Oost Friesland

U ging ook naar omroepen toe.
“Ik ben bij veel lokale en regionale omroepen langs geweest. Dat schijnt bijzonder te zijn, maar ik vond het gewoon bij mijn werk horen. En ik genoot er ook van. Ik zag op locatie hoe er werd samengewerkt en ben ervan overtuigd geraakt dat die samenwerking twee kanten op werkt. Ook regionale omroepen hebben voordeel van een sterke lokale omroep. Ik zag ook waar ze mee worstelden en heb gekeken hoe ik kon helpen. Zo stond er nog geld uit een vorige kabinetsperiode, waar regionale omroepen moeilijk aan konden komen. Ik heb toen de ‘ketens’ van dat geld afgehaald en tegen de regionale omroepen gezegd: je mag het nu ook gebruiken om samenwerking met lokale omroepen te bevorderen. Ik ben wel open geweest over het feit dat lokale omroepen aan gemeenten vast zitten en dat het dan dus qua financiën anders loopt dan bij landelijke omroepen. Maar als minister heb ik een stelselverantwoordelijkheid waarbij ik me wel degelijk kan inzetten voor een sterke publieke omroep op alle niveaus.”

“Alles wat ik me had voorgenomen,
en zelfs nog meer, heb ik kunnen
doen in de afgelopen kabinetsperiode”

Vorige kabinetten brachten media steeds onder bij een staatssecretaris. Heeft u er zelf voor gezorgd dat het nu onder een minister viel?
“Het had vooral te maken met het feit dat de ChristenUnie niet met één maar met twee ministers in de Trêveszaal terecht wilde komen, zoals dat in de periode daarvoor ook gebeurd was. En ik denk dat dat voor het onderwijs en voor de media niet verkeerd is geweest. Alles wat ik me had voorgenomen, en zelfs nog meer, heb ik kunnen doen in de afgelopen kabinetsperiode. Alle wetgeving is door de Kamer gegaan met enorme steun. En ook voor de nationale media is dat ongekend geweest. Zeker als je bedenkt hoe het debat over de vorige concessie verlopen is. Het is zo goed gegaan dat het niemand is opgevallen. Onderwijs en media zijn echt mijn ding. Als je mij van tevoren een blanco papiertje had gegeven waar ik mijn voorkeur op had moeten schrijven, dan waren dat de woorden Onderwijs en Media geweest.”

Met één mond
Voordat u aantrad, gingen discussies vaak over het salaris van een presentator of was er boosheid omdat een programma verdween. Dat is in uw tijd omgeslagen en discussies werden zakelijker. Heeft u daar een verklaring voor?
“Nou, het kan er in debatten nog steeds wel heftig aan toe gaan, maar ik heb ook de sector zelf uitgelegd dat ze meer gezamenlijk met een eenduidige boodschap naar buiten moesten treden. Niet te veel over elkaar maar met elkaar praten. Want op het moment dat je met drie of vier boodschappen naar buiten komt, dan is er geen chocola van te maken. En dan maak je het mensen die niet zoveel willen doen ook makkelijk om zaken naast zich neer te leggen. Met één mond spreken, levert uiteindelijk veel meer resultaat op dan wanneer iedereen maar wat roept, dat het nooit genoeg is en noem maar op. Ik vind dat de mensen op alle belangrijke plaatsen dat ook op een hele gedisciplineerde wijze hebben gedaan in de afgelopen kabinetsperiode. En ik hoop ook dat het zo blijft, want het is echt het allerbeste wat je kan doen. Het geeft het beste resultaat. Dat hebben we eigenlijk gewoon bewezen in deze kabinetsperiode.”

Dus daar ligt een mooie blauwdruk voor de toekomstige werkwijze.
“Kijk, als je met mij praat en je gaat ondertussen ook nog op andere manieren proberen je zin te krijgen, om het maar even plat te zeggen, dat werkt natuurlijk niet goed. Het moet gewoon fair, open, eenduidig. Het medialandschap is vaak een enorm verdeeld huis met heel veel verschillende belangen. En als de mensen in dat huis ook nog eens een keer niet eenduidig naar buiten treden, dan helpt dat niet om resultaat te boeken. Omdat het zo gedisciplineerd ging, heb ik ook kunnen leveren. Het is echt uniek dat we in coronatijd nog zoveel geld, 35 miljoen, aan steun hebben kunnen geven aan meer dan vijfhonderd verschillende media, waaronder lokale omroepen, huis-aan-huiskranten en nieuwswebsites. Zo konden miljoenen mensen in coronatijd ook op die manier informatie blijven ontvangen.”

“Omdat het zo gedisciplineerd
ging, heb ik ook kunnen leveren”

Hoe ver moet steun van de overheid gaan? Wanneer dreigt het gevaar van een staatsomroep?
“Er is altijd een rode lijn als het om media gaat. We gaan ons niet met de inhoud bemoeien. En we zijn er natuurlijk ook niet om organisaties die eigenlijk geen bestaansrecht hebben tot in lengte van jaren in leven te houden. Als organisatie moet je zelf zorgen dat de bedrijfsvoering op orde is en dat is een kwetsbaarheid voor lokale omroepen, omdat die vaak qua menskracht beperkt zijn. Lokale omroepen zijn vaak erg afhankelijk van een paar mensen die daar veel tijd energie en liefde in steken. Kun je over een paar jaar met diezelfde mensen je organisatie nog draaiende houden?”

“Daarnaast is het ook belangrijk om niet in structuurdiscussies te blijven hangen, maar je vooral op de inhoud te richten bij de professionalisering van de mensen die zich met die inhoud bezig gaan houden. Daar is het project met de NOS een mooi voorbeeld van. Er zal heus wel een keer over de structuren gesproken gaan worden, maar pas op dat je niet alleen in deze discussies terechtkomt, want die zijn killing voor de inhoud.”

Positief verrast
Toen u aan deze periode begon, wat is u toen tegen- en meegevallen?
“Wat in het begin tegenviel, was dat ik in het veld wel een aantal heel geharnaste standpunten aantrof. Zo vond ik dat de lokale omroepen zichzelf wel heel sterk verbonden hadden aan die streekomroepenvorming. Dat is uit de sector zelf gekomen, maar ik had de indruk dat het wel erg massief als een doel voor iedereen werd gezien. Dat vond ik te star. Waar het kan is het natuurlijk gewoon prima, maar misschien is het niet overal mogelijk en ook niet overal nodig. Wat mij later in positieve zin is opgevallen, is dat iedereen uit zijn eigen comfortzone is gekomen en dat men onbevangen die samenwerking met elkaar is aangegaan. Ik ben zeer positief verrast, als ik zie waar we nu aan het eind van deze kabinetsperiode staan. Want ik kan daar wel heel veel over zeggen en zaken stimuleren, maar zij moeten het uiteindelijk allemaal doen. Ze hebben daarin grote stappen gezet en gewoon laten zien dat ze dat met elkaar kunnen.”

Gaat het nu allemaal zoals u hoopte dat het zou gaan?
“In ieder geval met betrekking tot de verbindingen die gemaakt moesten worden om meer samen te werken. Maar het niveau waarop nu al wordt samengewerkt, dat we dat ook al op de werkvloer aan het doen zouden zijn, had ik nog niet voor mogelijk gehouden. Corona heeft volgens mij nog maar eens heel duidelijk gemaakt hoe belangrijk een gezonde lokale omroep voor inwoners kan zijn en dat mensen echt behoefte hebben aan goede nieuwsvoorziening vanuit hun directe omgeving. Terugkijkend op deze afgelopen kabinetsperiode denk ik dat er mooie grote stappen zijn gezet. Alles wat dit kabinet had voorgenomen qua wetgeving is door de Kamer gegaan en de sector zelf heeft enorm veel huiswerk gemaakt. Alles is panklaar voor een volgend kabinet.”

“Laat nu eerst zien
welke meerwaarde je
met elkaar te bieden hebt”

Risico is wel dat begin volgend jaar, als alle subsidies op zijn, we weer helemaal terug naar af moeten. Komt dat structurele geld er?
“Ik kan natuurlijk niet te veel zeggen over investeringen die gedaan moeten worden. Dat past niet bij mijn demissionaire status. Maar waar ik wel voor wil waarschuwen, is dit: je kunt nu wel weer met een donkere bril naar de toekomst kijken, naar volgend jaar kijken en alvast ach en wee gaan roepen, maar laat nu eerst zien welke meerwaarde je met elkaar te bieden hebt. En vertrouw er dan op dat de politiek ook ziet waarom het belangrijk is dat we dit met elkaar dan op deze manier gaan doen. Dat is het krachtigste wat je nu kan doen.

SlobMinister Slob in 2020 op bezoek bij Hart van Holland in 2020

Politieke keuzes
Hoe denkt u dat het nu verder gaat?
“Als we blijven focussen op resultaat door duidelijk te maken waar we met elkaar meerwaarde kunnen creëren met deze samenwerking, dan heb ik er ook vertrouwen in dat er in de politiek weer ruimte zal gaan komen voor de komende jaren om dit verder uit te bouwen. Maar daar moeten politieke keuzes gemaakt worden op een plek waar ik nu zelf niet bij zit.”

Wilt u de sector of het volgende kabinet nog iets meegeven?
“Ik hoop dat men de waarde die we in deze kabinetsperiode met elkaar hebben toegevoegd aan de lokale omroepen vast weet te houden.”

In BM oppert een aantal mediaprominenten het idee dat in een volgend kabinet mediabeleid en financiering van de media voortaan onder één minister (OCW) zou moeten vallen en niet onder twee (OCW en BZK), zoals nu het geval is. Spreekt dat u aan?
“Ik weet dat er verschillende ideeën over leven, maar dat is een besluit dat toch door een volgend kabinet genomen zal moeten worden. Ik heb in de afgelopen kabinetsperiode denk ik wel laten zien dat het heel goed kan in samenwerking met BZK. Wat niet wil zeggen dat het ook niet anders kan.”

Gaat u na deze kabinetsperiode nog iets doen in de media?

“De toekomst is voor mij nog enigszins in nevelen gehuld. Ik ga eerst maar even door tot het einde van deze kabinetsperiode en dan ga ik eens nadenken. Ik zal onze lokale media in Zwolle zeker op de voet blijven volgen. Dat heb ik mijn hele leven gedaan en dat houdt na dit ministerschap niet ineens op.”

Bron: BM/Arthur Vierboom

Bericht delen