Publieke omroepen vernieuwen convenant met producenten
Dit convenant bevat afspraken over het maken van televisieproducties door publieke omroepen samen met leden van de NCP, bijvoorbeeld als het gaat om de verdeling van rechten en de verdeling van inkomsten uit exploitatie voor verschillende producties. Hierdoor weten partijen beter van elkaar waar ze aan toe zijn en het maakt onderhandelingen tussen omroepen en producenten eenvoudiger.
De omroepen en producenten zijn tevreden over de samenwerking van de afgelopen jaren dankzij het convenant dat op 1 juli 2017 werd ondertekend. De overeenkomst heeft voor een stevig fundament onder de samenwerkingen gezorgd. Daardoor konden betrokken partijen zich vooral richten op het bedenken, ontwikkelen en maken van goede, innovatieve en bijzondere televisieprogramma’s voor de Nederlandse kijkers.
De publieke omroepen bieden graag zo veel mogelijk ruimte aan Nederlandse makers. Met de publieke omroepen en producenten als creatieve broedplek voor formats die niet alleen in Nederland succesvol kunnen zijn, maar vaak ook internationaal hun weg vinden.
Arie Landsmeer, voorzitter van de NCP: “Onze producenten leveren al jaren vele mooie en succesvolle programma’s aan de publieke omroep; het vernieuwde convenant tussen omroepen en producenten draagt bij aan de positie van de producenten zodat ook de komende jaren vernieuwende en aansprekende producties op de Nederlandse televisie te zien zullen blijven. Dit is in het belang van de kijker en de gehele Nederlandse creatieve industrie.”
Arjan Lock, voorzitter van het College van Omroepen: “Het convenant laat zien dat we elkaar als producenten en omroepen nodig hebben. De afgelopen jaren is gebleken dat de randvoorwaarden in het convenant rust geven bij beide partijen, zodat producenten zich kunnen concentreren op het maken van waardevolle programma’s.”
Shula Rijxman, voorzitter van de raad van bestuur van de NPO: “Als publieke omroep willen wij met de culturele en creatieve sector aantrekkelijke en innovatieve producties maken voor alle Nederlanders. Wij zijn verheugd dat onze omroepen het convenant met de producenten hebben kunnen verlengen. Deze verlenging onderstreept het succes van de huidige samenwerking tussen de omroepen en de producenten.”
Bron: College van Omroepen/BM
Foto: Willem Jan de Bruin/EO
NCP-voorzitter Willem Zijlstra: “Handen ineenslaan en pijn van deze crisis verdelen”
Eind oktober 2018 pakt Zijlstra de voorzittershamer op bij de NCP. “Met de bedoeling om dat voor een jaartje te doen, maar dat is dus mislukt (lacht). En nu is er zoveel aan de hand, dat ik toch anderhalve dag per week volop met de NCP bezig ben. Gelukkig is het bureau nu wel versterkt met Jaap Visser, naast directeur Arie Landsmeer, zodat we meer werk aan kunnen. Maar het is inmiddels wel duidelijk dat weer opstarten helemaal niet zo eenvoudig is. Als ik naar mijn eigen Blooming Media kijk: alles wat we in portefeuille hebben, staat weliswaar nog op de rol om door te gaan, maar is wel uitgesteld. En dat moet ook worden betaald. Jammer, want we keken tegen een heel goed jaar aan, de investeringen begonnen echt vruchten af te werpen. Maar nu zullen we net als iedereen straks blij zijn als we het ‘droog’ kunnen houden.”
Hoe groot is of wordt de klap die producenten gaan krijgen?
“Ik ga er maar even vanuit dat de meeste van onze leden aankijken tegen een omzetverlies van 30 tot 40%. En dan gaat het alleen over dit jaar, want sommige projecten worden dan wel doorgeschoven, maar je hebt wel je kosten die doordraaien. En hoe ga je om met je zzp’ers? Ik merk dat er best veel loyaliteit is naar die groep, maar als een dagelijkse show ineens wordt gestopt, kun je maar korte tijd iets voor hen betekenen. Bij Talpa en RTL zijn ze de helft van hun advertentieomzet kwijt en dat merken wij natuurlijk ook meteen.”
Mijnenveld Zijn er NCP-leden waar het water echt aan de lippen staat?
“Die heb je zeker, maar het is moeilijk om dat toe te geven, want dan krijg je ook niet snel een nieuwe opdracht. Maar links en rechts worden wel potjes omgekeerd en overbruggingskredieten aangevraagd. Nee, daarin spelen wij bewust geen rol, want wie steun je wel en wie niet? Dan kom je in een mijnenveld terecht. We willen wel andere dingen faciliteren, zoals de ledencontributie voor dit jaar aanpassen; alle kleine beetjes helpen. En met de uitbreiding van ons bureau versterken we de service- en informatievoorziening aanzienlijk.”
“De samenwerking met de omroepen is op zich constructief, maar er zijn nog wel wat slagen te maken”
Als het gaat om het lobbytraject van de NCP richting Hilversum en Den Haag spreekt Zijlstra van twee sporen. “Nog altijd speelt wat ‘de brief van Slob’ is gaan heten, maar de focus ligt nu natuurlijk ook op het acute probleem van de coronacrisis. De samenwerking met de omroepen is op zich constructief, maar er zijn nog wel wat slagen te maken. De keten – distributeurs, omroepen en producenten – zou deze tijd betrekkelijk goed moeten doorkomen als ze de handen ineenslaan en zo de pijn van deze crisis verdelen. Distributeurs hebben het beter dan normaal dankzij een toename van de extra pakketten en de omroepen hebben een gegarandeerde cashflow. Producenten zouden daarom geen dramatische teruggang moeten ervaren. Ik hoop van harte dat iedereen een beetje oog voor elkaar heeft. Vaak is het belang van de een ook je eigen belang.”
Scheve verdeling Stond of staat de relatie met jullie opdrachtgevers onder druk?
“Met de NPO en de omroepen wel een beetje, ja. Sinds de brief van Sander Dekker, om die ook maar even zo te noemen, zijn het vijf straffe jaren geweest. Iedereen vecht voor zijn plekje. De NPO en de omroepen hebben vorig jaar zo hun eigen schermutselingen gehad en daarbij werd ook voelbaar veel druk uitgeoefend op zelfstandige producenten. Ik zat nog niet zo lang bij de NCP toen het signaal van de leden kwam: zo kan het eigenlijk niet langer. Voor de commerciële omroepen ligt dit anders; zij bewegen met de advertentie-inkomsten mee. Dat voelen producenten meteen. Maar dat is gewoon marktwerking en het betekent zeker niet dat daarmee de relatie onder druk staat.”
“Waar het wat ons betreft mee zou moeten beginnen, is dat de politiek voor langere tijd een vast budget voor de publieke omroep garandeert. Er is in tien jaar tijd meer dan 900 miljoen euro bezuinigd, nu moet het klaar zijn. Als je vervolgens naar de verdeling kijkt, dan constateren wij dat die behoorlijk scheef is. Wat aan programmabudget naar Hilversum gaat, was vorig jaar 780 miljoen euro en dit jaar 750 miljoen. Daarvan is 130 tot 135 miljoen voor de zelfstandige producenten en wij vinden dat niet in verhouding.”
“130 tot 135 miljoen voor de zelfstandige producenten vinden wij niet in verhouding”
“We vragen niet om de helft, maar deze verdeelsleutel is disproportioneel en voelt onterecht. Zeker als je ziet wat producenten bieden en tegen welke prijs. Ze worden te veel beschouwd als ‘noodzakelijk kwaad’, terwijl ze een grote bijdrage leveren aan het publieke bestel. Kijk maar naar de lijsten van best bekeken en gewaardeerde programma’s. Zeker de helft is door onze leden gemaakt. Die toegevoegde waarde mag best worden gezien en erkend. Dan is het niet meer dan logisch dat de politiek ook de vrije markt belastinggeld gunt en dat niet alleen laat circuleren binnen de eigen publieke gelederen.”
Voor de bühne Iemand als Jan Slagter zegt dan: die producenten zijn helemaal niet zelfstandig of onafhankelijk, want de meeste behoren tot een internationale groep die vooral aan het belang van aandeelhouders moet denken…
“Met alles waar ik Jan in bewonder, vind ik dit vooral iets roepen voor de bühne. Allereerst: MAX is bij uitstek de omroep waar het in de meeste gesprekken niét over gaat. Ze hebben een duidelijke doelgroep, ze groeien, besteden meer dan 50% buiten de deur, hebben de laagste organisatiekosten van alle omroepen. Dus aan alle kanten vormen de producenten voor Jan een minder probleem dan de publieke schuit waarin hij zit…”
“Verder is het merendeel van onze leden zelfstandig, zonder internationale moeder, maar in omzet is het inderdaad zo dat de grotere partijen onderdeel zijn van een buitenlands conglomeraat. Maar anders dan bedrijven als Facebook en Google, betalen die bedrijven gewoon belasting in Nederland en investeren ze juist hier omdat we zo’n creatieve markt hebben, daar halen ze ideeën uit. De combinatie van grote en kleine spelers zorgt, zoals in iedere branche, bovendien voor de dynamiek van de sector. Bovendien zitten bij die grote producenten óók capabele mensen en hebben ze oog voor jong talent.”
Als de situatie weer redelijk normaal is, verwacht je dan meer begrip voor jullie positie en ook meer geld?
“Het duurt nog wel even voordat op we op het oude niveau zijn. Maar iedereen, ook de adverteerders, bestaat bij de gratie van nieuwe, interessante content. En die kan niet allemaal ‘in huis’ worden gemaakt of worden ingekocht in het buitenland, dus zal ook moeten komen van producenten. Ik denk dat het eerste half jaar vooral kleine reality- en factual entertainmentachtige programma’s gaan worden besteld om zo snel mogelijk nieuwe dingen te kunnen lanceren.”
Investeringsverplichting Gaat Netflix jullie ook nog een reddingsboei toewerpen?
“Ze hebben een donatie van een miljoen euro gedaan aan het Filmfonds, dat is een aardig, heel welwillend gebaar. Maar de investeringsverplichting die straks eventueel gaat gelden voor buitenlandse platforms zet natuurlijk meer zoden aan de dijk.”
“Ik ben voor het Franse model, maar met de Nederlandse mentaliteit”
Zijlstra doelt op het feit dat de ministers Van Engelshoven (Cultuur) en Slob (Media) willen dat streamingdiensten en bioscopen een deel van hun omzet gaan investeren in Nederlandse producties. Met de maatregel hopen de bewindslieden dat Nederlandse producties niet ondersneeuwen in het snelgroeiende buitenlandse aanbod. In het plan moeten bioscopen en videodiensten die afrekenen per afgenomen productie 3% van hun jaaromzet investeren in Nederland. Omroepen en videodiensten op abonnementsbasis gaan 6% van in ons land behaalde omzet investeren. Exploitanten hoeven dat niet per se zelf te doen, ze kunnen het geld ook in een fonds storten waarmee Nederlandse films, series en documentaires worden gefinancierd.
Flinke boost
Een dergelijke stimuleringsmaatregel bestaat al in Frankrijk, Duitsland en België en de bovengenoemde percentages zijn redelijk vergeleken met soortgelijke heffingen in het buitenland, schrijven de ministers in een Kamerbrief. In Frankrijk geldt al langer dat 20% van de series op Netflix Franstalig moet zijn. Bovendien moeten de producties uit eigen land zichtbaar zijn op de homepage. Het heeft de Franse cinema een flinke boost bezorgd, maar Willem Zijlstra is “niet kapot van het Franse model. Dat is behoorlijk naar binnen gekeerd en de subsidiegedrevenheid is veel te groot is geworden. Ik ben voor het Franse model, maar met de Nederlandse mentaliteit.”
Ben je optimistisch over de toekomst?
(Lachend) “Dat moet wel, zelfs in deze coronatijd, anders zou ik een slechte voorzitter zijn. Maar ik ben niet zonder zorgen. Om te beginnen moet snel een beslissing genomen worden over de status van presentatoren en acteurs: maak daar ‘contactberoepen’ van. Waarom duurt dit zo lang? Uiteindelijk is het zo: iedereen, jong en oud, kijkt naar schermen. En daar moet iets op te zien zijn. Bovendien neemt de kijktijd alleen maar toe. We zitten in een industrie waarbij altijd dingen moeten worden gemaakt.”
Verwaterd
“Er liggen veel uitdagingen qua businessmodellen, maar wat dat betreft ben ik positief gestemd. Ik hoop dat we straks weer een beetje die oude schwung kunnen oppakken als geweldig contentland. Die reputatie hebben we in de wereld, maar ze is wel wat verwaterd. Ook voor de politiek is het goed zich te realiseren dat we hier echt nog veel meer zouden kunnen. We maken in Nederland echt goede televisie; we draaien met de wereldtop mee als het gaat om formats. En de kijker waardeert die producties ook, zoals de cijfers laten zien.”
“Onze sector is voor Nederland zeer waardevol en wij moeten onszelf zo organiseren dat het maximale eruit komt, zodat we ons echt kunnen profileren als ‘Nederland Productieland’. We spreken geweldig Engels, zowel de mensen als de apparatuur zijn van de hoogste kwaliteit en we zijn economisch een sterk en stabiel land, zoals blijkt in deze bizarre tijd. Eigenlijk zouden we de huidige situatie als springplank moeten gebruiken om die rol sterker na te jagen. Het klinkt misschien een beetje abstract wat ik zeg, maar dan gaat het over nieuwe initiatieven, over creativiteit en over een gezamenlijke inspanning om de sector gezond te houden.”
Nederlandse Audiovisuele Producenten Alliantie van start
Ze gaan verder onder één naam: de Nederlandse Audiovisuele Producenten Alliantie (NAPA). De nieuwe beroepsvereniging telt ca. 70 leden die actief zijn in verschillende disciplines, waaronder speelfilm, dramaseries, documentaire, animatie, interactieve producties en games. De NAPA heeft als doel de gemeenschappelijke belangen van haar leden te behartigen en het productieklimaat te versterken.
De NAPA is onder meer actief op het gebied van cultuur- en mediabeleid, sociaal-economisch beleid, financiering en auteursrecht. De vereniging vertegenwoordigt haar leden zowel nationaal als internationaal. Daarbij treedt de NAPA op als gesprekspartner van andere beroepsverenigingen en (markt)partijen binnen de audiovisuele sector, fondsen, omroepen, politici en overheidsdiensten.
Met de vereniging van Nederlandse Content Producenten (NCP) is een overeenkomst tot samenwerking waar het de gedeelde dossiers betreft. Daarnaast zet de vereniging zich in voor ondersteuning en verdere professionalisering van de branche, bijvoorbeeld door het sluiten van collectieve overeenkomsten of het organiseren van bijeenkomsten gericht op delen van kennis en ervaring.
Het bestuur van NAPA bestaat uit Jacqueline Gerritsma (voorzitter), Thomas den Drijver (New Amsterdam Film Company), Janneke Doolaard (DOXY), Bruno Felix (Submarine), Frans van Gestel (Topkapi Films), Peter de Jong (Codeglue) en Digna Sinke (SNG Film).
Jaap Visser adjunct-directeur Nederlandse Content Producenten
Jaap Visser kijkt uit naar zijn nieuwe werkzaamheden. “De Nederlandse audiovisuele industrie barst van de creativiteit en kwaliteit, maar staat ook voor enkele grote uitdagingen in het radicaal veranderende medialandschap. Het is daarom extra van belang dat er vanuit de producenten een sterke organisatie is die zich hardmaakt voor een gezonde audiovisuele sector. Ik heb er veel zin in om hier samen met directeur Arie Landsmeer en de leden van de NCP aan te werken.”
Het bestuur van de NCP ziet Visser als de ideale kandidaat om de NCP te versterken en verder te professionaliseren. Voorzitter Willem Zijlstra: “Het bestuur is erg verheugd over de komst van Jaap. Wij hebben er alle vertrouwen in dat hij de juiste man is om samen met Arie de organisatie te maken die we voor ogen hebben. Jaap heeft een uitgebreid netwerk en veel advies- en beleidservaring opgedaan in de Nederlandse film- en televisiesector. Zijn deskundigheid en ervaring zijn zeer welkom nu de NCP te maken heeft met enkele grote dossiers.”
Visser werkte de afgelopen jaren als senior beleidsadviseur Media bij de Raad voor Cultuur. Bij de raad was hij onder meer verantwoordelijk voor adviesrapporten over het omroep- en filmbeleid van de rijksoverheid. Daarvoor was hij werkzaam bij het Commissariaat voor de Media.
De NCP behartigt de belangen van producenten voor film, televisie, documentaires en online content in Hilversum en Den Haag. De vereniging vertegenwoordigt 83 procent van de producenten in Nederland. De producties van NCP-leden spreken een breed, pluriform publiek aan en sluiten aan bij de uiteenlopende behoeftes en wensen van alle kijkers. Ze dragen bij aan debat en zorgen voor de verspreiding van én reflectie op de Nederlandse cultuur.